Italia

Esercizi Base - Olandese

 grecia

Seleziona l'intera
parola e spostala
(selezionata) nello
spazio bianco

previous page  up Indice   next page
TEST 76: italiano - olandese

Duits - Mag - Vanavond - alstublieft - geval - half - innemen - kamer - kerstmis - nemen - niets - ook - op - rekening - spreekt -

1. a Natale > met
2. la stanza dà sul giardino > de kijkt uit op de tuin
3. Cameriere, il conto, per favore! > Ober, de alstublieft!
4. fare un bagno > een bad
5. parla francese > hij Frans
6. le nove e mezza > tien
7. neanch'io / nemmeno / neppure io > ik niet
8. Per favore, guidi più adagio! > Kunt U wat langzamer rijden, ?
9. Mi piacerebbe andare al cinema stasera. > zou ik graag naar de bioscoop willen gaan.
10. di qua, per favore! > Deze kant , alstublieft!
11. in nessun modo / per nessuna ragione > in geen / geenszins
12. Una fetta di torta, per favore. > ik een stuk taart?
13. Come si dice in tedesco? > Hoe zeg je dat in het ?
14. non fa niente > hij doet
15. prendere la medicina > zijn medicijn